GildeSint-Lucia van Steensel


Over de vroegste geschiedenis van het gilde Sint Lucia is niet zo heel veel te vertellen. Bij een brand in 1913 is het hele archief van het gilde in vlammen op gegaan. Slechts weinig gegevens over deze periode zijn nog bewaard gebleven. Wat wel met zekerheid vast te stellen is, is dat het gilde in 1772 de goedkeuring kreeg van de Hoog Mogende Heren der Staten-Generaal, volgens hun besluit met bijbehorende reglement van 15 juli van dat jaar. Vaak wordt daarom deze datum als oprichtingsdatum aangehouden.
Echter, ook voor deze datum is er al sprake van een gilde in Steensel. In de eeuwen hiervoor heeft er in Steensel ook al een gilde bestaan: de ‘Broederschap van de Heilige Maagden Maria en Lucia’. In oorkondes is vastgelegd dat dit gilde in 1502 verlof krijgt om op een eigen draagbare altaarsteen de Heilige Mis op te dragen. Het gilde zelf gaat uit van het jaar 1716 als oprichtingsdatum. Na de verschrikkingen die de Fransen in Steensel in de jaren 1688 en 1702 hebben aangericht, klimt het dorp vanaf 1716 weer uit het diepe dal. De eerste inwoners gaan zich dan weer vestigen in Steensel. Ter bescherming van de bevolking wordt uit de burgers ook een schuttersgilde samengesteld.
Het gilde van Steensel kent in deze begintijd nog geen jaarlijkse viering van de patroonheilige, al ging het gilde wel degelijk fier op Sint-Lucia, de patrones van het licht. Daarvan getuigt een couplet uit een in 1920 geschreven lied:
“We zijn ook fier zonder hovaardij,
Op ons banier, waarop levensgroot
-Er gaat toch niets boven vlammend rood-
Ons patronesse Lucij.
Verduld, hoe fier die guld."


De binding van het gilde met zijn patrones komt ook tot uitdrukking in het in 1970 gemaakte logo: een Romeinse olielamp. Het gilde verwijst in dit verband naar het “Kempisch liedje”, gemaakt door H. Beex, dat hij in 1950 in Brabantia Nostra publiceert en waarvan het zesde couplet luidt:
“Ik zei: Sint Lucij,
en da vlammeke kwam da van die lamp in uw hand?
Hedde gij da vertoond voor mijn ogen?
En dan zijde gij wel bedankt.
Och, Sinte Lucij.”


In de jaren dertig van de twintigste eeuw sluit het gilde zich aan bij Kring Kempenland en doet vanaf die tijd mee aan gildefeesten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er vrijwel geen activiteiten te vernoemen, maar na de bevrijding gaat het gilde wel door op de ingeslagen weg. Er wordt geschoten. Teerdagen worden gehouden en Kringdagen bezocht. Tegen het midden van de jaren vijftig raakt het gilde wat in de versukkeling. Het aantal mannelijke leden daalt tot elf. Het zal duren tot de Kringgildedag van 1966 in Eersel dat het gilde weer tot leven komt. De overgebleven gildebroeders vinden na het zien van zoveel gilden uit de Kring dat zij ook iets moeten gaan ondernemen. Met behulp van het Onze Lieve Vrouwegilde uit Eersel en met steun van het Sint-Martinusgilde uit Dommelen bestaat in enkele maanden het gilde weer uit 35 leden.
Op 18 december 1966 viert het gilde voor het eerst het patroonsfeest van de Heilige Lucia. Sindsdien wordt elk jaar op de zondag direct voor of na 13 december haar feestdag gehouden. In 1967 wordt een nieuw reglement vastgesteld. Dit reglement is grotendeels afgeleid van het reglement uit 1772. In 1968 richt het gilde een zelfstandige drumband op, waaruit sinds die tijd de tamboers en bazuinblazers gerekruteerd worden.
In de jaren zeventig van de twintigste eeuw wordt voor het eerst weer een gildeheer benoemd. Het aanstellen van gildeheren is een gebruik dat niet alle gilden overgenomen hebben. Eeuwen geleden hadden de meeste gilden een directe band met de kasteelheer van het gebied waarin ze actief waren. Die heer had hen dan af en toe nodig voor een dienst, anderzijds waren de gilden afhankelijk van de heer voor steun en vergunningen. In de loop der tijd is het hebben van een gildeheer uit de gratie geraakt. Vaak worden notabelen uit het dorp tot gildeheer benoemd. In Steensel heeft men  besloten om twee mensen te benoemen die buiten het dorp van het gilde wonen en voor wie ze veel bewondering hebben.
Op 5 maart 1977 wordt dr. P. Holtzer, neuroloog/psychiater in Eindhoven tot gildeheer benoemd. Dokter Holtzer wordt de titel van heer waardig bevonden vanwege zijn onvermoeibare inzet voor de medemens, waarbij door hem nooit op tijd of uur wordt gekeken. Een band met het gilde had de heer Holtzer gekregen via zijn vakantiehuisje op de Stevert. In 1981 tijdens de viering van zijn veertigjarig ambtsjubileum als psychiater,  schenkt hij het Sint-Luciagilde een schild met de afbeelding van Aesculapius en het vignet van het Sint-Jozefziekenhuis in Eindhoven. Op het schildje staat de volgende tekst: “De guld benoemde mij tot heer, den medicus ter eer. Dit heeft mij zo verguld, dat ik nu eer de guld.”
De heer Van Agt wordt op 21 april 1978 tot gildeheer benoemd.  Het Steensels gilde krijgt met de heer A. van Agt te maken tijdens een ongedwongen kennismaking in 1976. De ontmoeting vindt plaats in het gemeentehuis van Eersel, waar op dat moment een neef van de heer Van Agt tot burgemeester wordt benoemd. Op dat moment was de heer Van Agt nog Minister van Justitie. Tijdens het onderonsje met hoofdman Wim van Hooff wordt afgesproken dat hij heer van het gilde zal worden, wanneer hij minister-president wordt. Op dat moment ligt dat helemaal nog niet in de lijn der verwachting. De PvdA van Joop den Uyl is de gedoodverfde favoriet en stevent in 1977 af op een grote verkiezingsoverwinning. Van Agt gaat echter een coalitie aan met de VVD van Hans Wiegel. Belofte maakt schuld en op 21 april 1978 gaat het voltallige gilde van Steensel naar het Catshuis in Den Haag. De ministerraad wordt onderbroken en in aanwezigheid van alle ministers en staatsecretarissen wordt de benoeming bekend gemaakt. Tijdens een korte ceremonie ontvangt hij op deze dag de eretekens van het gilde. In 2014 schenkt hij een schild aan het gilde met een afbeelding van het Vredespaleis in Den Haag. De tekst op het schild luidt: “Gildeheer Dries van Agt, Vrede door Recht".
In 2000 neemt het gilde het initiatief om een Mariakapel in Steensel te bouwen. Vele plaatsen in de Kempen hebben al zo’n bedehuisje, vaak als dank voor bescherming tijdens de oorlog. Alleen in Steensel ontbrak nog zo’n kapel. Er wordt een collecte in het dorp gehouden en bedrijven schenken goederen in natura. Besloten wordt om de kapel te bouwen aan de Knegselseweg,  bij de afslag naar het Kerkdijkje. De kapel ligt daarmee op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella. De eerste steen wordt in 2001 gelegd en de kapel wordt gebouwd door alleen maar vrijwilligers. Op 25 mei 2002 wordt de kapel door pastoor A.Willemsen ingezegend. De kapel voorziet duidelijk in een behoefte, want ondanks het gegeven dat het kerkbezoek gestaag terugloopt, blijft de kapel vele bezoekers trekken.
In 2012 wordt begonnen met de bouw van een eigen gildekamer gelegen aan de achterkant van de sportvelden. Deze gildekamer wordt gebouwd door de eigen leden, die daarbij worden geholpen door enkele vrijwilligers uit Steensel. Op 25 mei 2013 is de gildekamer officieel in gebruik genomen door het gilde. Naast het kruisboogschieten is er ook een schutsboom gerealiseerd voor het schieten met geweer.
Het gilde blijft ook na 2000 actief in de Steenselse samenleving. Ieder jaar organiseert het in het voorjaar een grote jaarmarkt en in het najaar een groot muziekfestival. Daarnaast zorgt het gilde er voor dat er jaarlijks een kerststal bij de kerk komt te staan. Niet voor niets heeft het gilde als motto: “Het gilde als rode draad door de Steensels samenleving”. Waarbij met de rode draad ook nog verwezen wordt naar de Luciadraadjes,  die aan pelgrims verstrekt worden bij het Luciabeeld in de kerk. De verbinding met haar patrones blijkt na al die eeuwen nog net zo stevig als in zestiende eeuw.