Steensel in de Tweede wereldoorlog 1940-1945
Een van de eerste documenten waarin we geconfronteerd worden met WO II treffen we aan in het logboek van de parochie H. Lucia te Steensel. De toenmalige pastoor Th. Matthijssen schrijft over de mobilisatie op 28 augustus 1939. Op 31-12-1943 wordt pastoor Matthijssen benoemd in huize Nazareth te Best. Zijn opvolger pastoor J. Verbunt zet het logboek voort.
De teksten uit het logboek zijn overgenomen. Daar waar sprake is van Latijnse teksten zijn deze door Pastoor F. v.d. Weijst en Jan van Nunen vertaald (zie cursieve tekst).
Uit logboek parochie van Pastoor Th. Matthijssen
Mobilisatie 1939
“Op 28 augustus 1939 werd de algemene mobilisatie van het Nederlandsche leger afgekondigd. Plus minus 25 jonge en gehuwde mannen werden opgeroepen.
A bello libera nos Domine.”
• Van de oorlog verlos ons Heer
Pastoor Th. Matthijssen
Het begin: zaterdag 11 mei 1940
Op 11 mei, daags na het begin van WO II, kreeg ook Steensel te maken met de Duitse bezetter. Er was veel vliegverkeer boven Steensel en omgeving. Ook werden er door het terugtrekkende Nederlandse leger een aantal bruggen in de buurt opgeblazen, waardoor de stroom in de gemeente uitviel. Dit kwam omdat er veel stroomdraden via een brug liepen. Ook werden er Duitse soldaten, misschien zelfs parachutisten, gezien door Piet van Keulen.
Hij was in het bos aan het werken en zag ‘s avonds zaklampen in het bos bewegen en
hoorde Duitse stemmen. De Duitsers bleven evenwel verscholen in de bossen tot de volgende dag.
Dhr. Piet van der Aa in zijn boek “Terugblik der tijden vanuit het vijfde geslacht”
“Zo naderde dan de 10e mei, de nacht van de inval van de Duitse troepen in Nederland.
Wim (red. Broer van Piet) en ik werden wakker door het drukke luchtverkeer hoog in de lucht. "Het is oorlog, het is oorlog", riep hij. Ik begreep het niet direct. Tien jaar oud, wat wil je? Wim is toen naar de wei van Jan van de Moosdijk gegaan. Dat was een kleine boer die in militaire dienst was en in een boerderijtje woonde op Bussereind 5. Als boerenhulp was het vanzelfsprekend dat je elkaar steunde en vooruithielp waar het maar kon en de gedachte dat Jan als vader ergens in een loopgraaf lag, gaf je vleugels.
Diezelfde zaterdagmiddag speelde zich voor mij het eerste luchtincident af. Kriskras scherende vliegtuigen schoten over en weer en deden rare kuren om elkaar te ontwijken. Overigens hadden de Duitse voorhoeden die zaterdag al de Peelraamstelling overmeesterd met twee binnengelopen pantsertreinen. Ook bij de spoorbrug bij Gennip, die niet was opgeblazen, had het Duitse leger vrij spel.
Zondag 12 mei maande de pastoor de mensen binnen te blijven. De vijand zou spoedig hier zijn, en wellicht snoepjes uitdelen. “Niet aannemen", was zijn oordeel. De snoepjes zijn inderdaad gestrooid, dat heb ik zelf gezien. Buiten op straat was het nog rustig maar we waren halverwege op weg naar huis en ja hoor, daar kwam de eerste horde aan: zijspanmotoren, elk met drie zwaar bepakte, beschilderde vechtjassen beladen. De snoepjes hadden achteraf gezien de bedoeling om zo weinig mogelijk agressie te kweken bij de bevolking. Thuis aangekomen gingen de gordijnen dicht en door de spleten zagen we een aaneengesloten file van allerhande legervoertuigen. Op een gegeven moment werd er hard op de deur gebonsd en toen stond er zo'n geverfde en bestoken vechtjas die blafte in een taal die alleen maar diepere angst aanjoeg. Vader meende dat hij de 'karbak' moest hebben (de kleine kar), maar toen bleek het een Fahrrad te moeten zijn. Die hebben we nooit meer teruggezien.
Tegen de avond stroomde het 'paardenvolk' met aangespannen karren toe. We kregen bezoek van een grote groep paardenvolk die de wagens overal bivakkeerde. De paarden werden zoveel mogelijk in de drie schuren gestald en gedrenkt. Bij vertrek lieten ze een aantal spullen achter waaronder een geweer, een complete platte wagen, en een tafelmes met de inscriptie “Joseph”. Twee dagen later bleek de platte wagen gestolen te zijn bij Jan van de Ven en moest daar terug naartoe. Een trekker die bij Visser was achtergebleven moest terug naar Jan Heeren op de Hees. Maar niet alleen bij ons en Visser werd gebivakkeerd, de hele omtrek heeft vol gelegen die nacht. Ook de kerk van Steensel was in beslag genomen door het paardenvolk, en was als hospitaal ingericht voor gewonden. Ze is tenminste een week ingevorderd geweest, en nadien door de parochianen gezuiverd van stro en rommel.”
Zondag 12 mei 1940. De Duitsers arriveren in Steensel
Het was 1e Pinksterdag en de Duitsers trokken massaal door Steensel. Ze waren veelal te voet en ze namen kanonnen mee die getrokken werden door paarden. Een span met een kanon werd door vier soldaten meegenomen. Ook waren er enkele soldaten in een vrachtauto of een auto; dit waren er echter maar heel weinig. Tanks of pantserwagens werden niet gezien. De Duitsers trokken in enorme aantallen door Steensel. Ze zagen er moe uit en de uniformen waren smerig: Toen de Duitsers het winkeltje naast café “De Ster” ontdekten, namen ze direct de kleding in beslag, trokken schoon ondergoed aan en lieten de vuile kleding achter op straat.
Enkele Duitsers bleven ook overnachten. Er werden paarden gestald die rust nodig hadden en voer werd meegenomen. Bij mevr. Koos Meurs werden 2 paarden gestald en er bleef een Duitser bij de paarden overnachten. De volgende dag trokken ze echter weer verder. Ondertussen bleef de stoet Duitsers maar duren.
Dhr. Cees van den Broek
“De colonne met Duitsers leek maar niet op te houden. Er kwamen er steeds meer aangemarcheerd. Dit bleef maar duren en ging zelfs tot in de nacht door. Ik kon er zelfs niet goed van slapen. Ik werd helemaal gek van die met ijzer beslagen schoenen die over de weg stampten.”
Mevr. Koos Meurs
"Het was Pinksteren. We waren aan het melken in een weiland aan de andere kant van de Run. Daar zagen we Duitse soldaten komen aansjokken vanuit Riethoven. Ze waren helemaal uitgeput. Toen we thuiskwamen wemelde het daar ook van de soldaten die van elders waren gekomen. De schuurdeuren stonden open, en ze namen onze fietsen mee. Diezelfde dag, in de namiddag, kwam opnieuw een stel soldaten van achter ons huis binnen. Ze wilden eieren en brood, en we durfden geen nee te zeggen. Ze klutsten die eieren, dat hadden we nog nooit gezien. Nadat ze gegeten hadden waren ze weer weg. De volgende dag wilden we naar de mis, maar we moesten weer terug naar huis. Het kerkgebouw was gevorderd door de Duitsers en ingericht als hospitaal. Enkele dagen later kregen we de kerk weer terug, helemaal smerig, en de kussens zaten vol bloed." Koos herinnert zich dat zaterdags voor Pinksteren Piet van Keulen in het bos waar nu de blokhut staat, mutserdmijten aan het maken was van houtafval. Daar vielen opeens een stel parachutisten naar beneden. Hij was zo verschrikkelijk bang dat hij hier thuis niets van vertelde. Later vroegen de mensen zich af wat die lichtjes waren die ze 's nachts zagen."
Steensel was eigenlijk voor het Nederlandse leger niet belangrijk genoeg om te verdedigen. Er waren geen stellingen aangebracht om de Duitsers te stoppen en er waren ook geen Nederlandse soldaten gelegerd. De enige Nederlandse soldaten die in de buurt waren, waren enkele manschappen die gevlucht waren vanaf het vliegveld Welschap bij Eindhoven. Deze soldaten waren naar de Hees gevlucht. Daar hebben ze zich ’s zondags na een schotenwisseling overgegeven.
Er werd door de Duitse soldaten veelvuldig geplunderd. Er werden geen sieraden of kostbare bezittingen geroofd, de meeste mensen hadden dergelijke zaken allang verstopt, maar er werden door heel het dorp paarden en fietsen meegenomen. Ook werden de voorraadkasten door de Duitsers grondig nagezocht. Als de soldaten honger hadden, liepen ze vaak gewoon bij iemand binnen om iets te gaan eten.
De meeste Duitse soldaten trokken alleen maar door Steensel zonder te pauzeren, maar er bleven er in de loop van de avond van 12 mei een groot aantal hangen. Door gevechten bij Reusel was hun opmars voor een tijdje gestopt en er werden zelfs barricades door de Duitse soldaten gemaakt. Hierdoor konden ze een eventuele tegenstoot van het Nederlandse leger stuiten. De barricades werden gemaakt van karren etc. De volgende dag echter werden ze weer afgebroken en men marcheerde weer verder.
Op 15 mei gaf de Nederlandse regering zich over. Ondertussen waren in Steensel de marcherende soldaten allang weer verdwenen. Alleen het noodhospitaal zou nog enkele dagen in de kerk blijven. Op deze dag werd ook de stroomvoorziening weer hersteld.
15 mei 1940. Ingedeeld bij de Bescherming Bevolking
Huub van de Ven zou in 1940 dienst hebben gemoeten, maar het viel anders uit. Hij moest zich op 15 mei melden, maar de Duitsers waren inmiddels ons land binnengevallen. Met een brief van de burgemeester: ‘Ik vorder u’ werden hij en Harrie Hakkens ingedeeld bij de brandweer van de Bescherming Bevolking.
Dhr. Huub van de Ven
“Wij moesten paraat zijn en ons ’s avonds melden. Mulder Harrie Wijnen moest ons controleren. In de oude school aan de Joseph Schulteweg stonden de vijfentwintig geweren van de burgerwacht in het rek.
De patronen lagen erachter. Cees Smetsers moest die geweren onderhouden door ze twee keer per jaar ‘door te trekken’. Dan gingen we ze op de Duvelsberg afschieten. Ik ken het nummer van mijn geweer nog goed: 1223.”
In de oude school repeteerde destijds ook het kerkkoor. Huub is maar drie keer naar een repetitie gegaan. Hij was het snel beu, want ze begonnen iedere keer met sol.
Duitse maatregelen gedurende de oorlog
Censuur op berichtgeving en brandstof op de bon
Toen de Duitsers Nederland bezet hadden, voerden ze het eerste jaar al vrijwel direct een aantal maatregelen in. Kranten en radioberichten werden gecensureerd en benzine, dieselolie en petroleumolie werden direct op de bon gezet. Alleen dokters, veeartsen en vroedvrouwen kregen een beperkte hoeveelheid benzine tot hun beschikking zodat ze nog rond konden rijden en hun patiënten konden bezoeken. Andere eigenaren van auto’s of vrachtauto’s kregen geen brandstof. Voor de meeste inwoners van Steensel had dit eigenlijk geen gevolgen. Wat erger was, dat de Duitsers zich vooral ook met de landbouw bemoeiden. Daarom kreeg vrijwel iedereen wel met de Duitse maatregelen te maken.
Dhr. Piet van der Aa in zijn boek “Terugblik der tijden vanuit het vijfde geslacht”
“Naarmate de bezetting gezicht kreeg kwamen er nieuwe voorschriften waar de boeren mee te maken kregen. Alles werd geïnventariseerd: de veestapel, het bouwplan, aankoop van zaaigoed en pootgoed, de scheuring van grasland en verplichte verkoop van vee. Overal had men een vergunning voor nodig. De boer kreeg te maken met een leger commiezen en controleurs. Deed men het niet goed, hingen geldboetes, gevangenisstraffen of soms werkkampen zoals Veenhuizen boven 't hoofd.”
Radio’s inleveren
Een andere maatregel die al vroeg in de oorlog ingesteld werd, was dat iedereen zijn radio moest inleveren omdat veel mensen naar de BBC luisterden en niet naar de Duitse propagandazenders. Veel mensen lieten hun radio liever “verdwijnen” dan deze in te leveren. Ook bij mevr. Meurs moest de radio eigenlijk ingeleverd worden, maar ze hadden er iets voor bedacht.
Mevr. Koos Meurs
“We hadden net een nieuw radio gekocht en die wilden we niet graag kwijt. Daarom hebben we de radio verstopt en mijn vader heeft toen ergens in Eindhoven een oude radio gekocht in ruil voor een aantal kaasjes. In die tijd maakten we van onze melk soms wat kleine kaasjes. Die oude radio hebben we ingeleverd en de nieuwe radio verstopten we in een tenen mand op de zolder. Zo konden we de hele oorlog naar de radio luisteren.”
23 juni 1941. Vliegtuigongeluk te Steensel
Naar het ongeluk van de Duitse Junkers JU-88 type A5 die in Steensel neerstortte is na de oorlog door o.a. dhr. Johan Biemans, archivaris van het Eicha Museum te Bergeijk uitgebreid onderzoek gedaan. Hij schreef er al eerder een artikel over in De Eyckelbergh.
Al op de eerste dag van de oorlog, 10 mei 1940, werd “Welschap” door de Duitse Hèinkels
(HE-1 11) ’s morgens in alle vroegte met een bombardement verrast. Op het vliegveld bevond zich slechts een viertal verkenningsvliegtuigen die bedoeld waren als ondersteuning voor de Peel-raamstelling. Twee dagen later werd “Welschap” door de Duitsers bezet. Al gauw streek hier de 1e Gruppe van Jagdgeschwader 26 neer, uitgerust met jachtvliegtuigen van het type Messerschmidt BF-109 E. Van hieruit konden ze worden ingezet ter ondersteuning van de Duitse opmars door België en Noord-Frankijk.
Dat het vliegveld voor de Duitsers van groot belang was mag worden afgeleid uit het feit dat ze spoedig begonnen met een flinke uitbreiding. Verschillende boeren uit de Kempen werden verplicht om, tegen een vergoeding, graszoden te leveren voor de uitbreiding van het vliegveld. Daar werden maar liefst 1500 man voor ingezet!
Toen Frankrijk in juni 1940 capituleerde vestigde zich op “Welschap” eveneens de 2e Gruppe van Kampfgeschwader 4, met o.a. 11 Junkers JU-88 en Heinkel HE-111 bommenwerpers. Ze waren in hoofdzaak bestemd om nachtelijke aanvallen uit te voeren op Engeland en werden eveneens ingezet voor verkenningsvluchten op lange afstand. De RAF kreeg spoedig lucht van de Duitse activiteit op Welschap. Zo kon het gebeuren dat al in de nacht van 10 op 11 september 1940, 10 HE-III bommenwerpers door de RAF op de grond grondig werden vernield. Deze bombardementen vonden gedurende de hele oorlog plaats.
Dhr. Cees van den Broek
“Op een zomerdag rond middernacht hoorden we een enorme knal achter op ons land. Kort tevoren hadden we het gebruikelijke gebulder van de overvliegende Duitse vliegtuigen gehoord die weer naar Engeland gingen. Ook die dag vlogen er weer enkele bommenwerpers over.
Opeens hoorden we toen een gigantische ontploffing vlakbij. Iedereen vloog zijn bed uit om te gaan kijken. Wat er precies gebeurd was, wisten we toen nog niet. Toen we buiten kwamen, liepen we bijna tegen een muur van hitte op. Zo heet was de lucht geworden door het brandende vliegtuig. We bleven maar op een afstandje kijken. Waar ergens het vliegtuig precies neergestort was, konden we niet zien. We zijn er maar niet heen gegaan om dat uit te zoeken, want de hitte was veel te groot en bovendien ontplofte er nog allerlei munitie.
Al snel verschenen er Duitse soldaten in vrachtwagens, die het hele gebied zorgvuldig afzetten zodat er niemand bij kon komen. Bovendien stuurden de Duitsers ook bluswagens, om te helpen blussen.
De volgende dag konden we wel zien waar het vliegtuig nu precies naar beneden gekomen was. Het bleek op een stuk land te zijn waar rogge stond. Het grensde aan ons stuk land. Het land was van Van Grootel en was verhuurd aan Schulte. Een groot deel van dat stuk land was helemaal zwartgeblakerd. Bovendien was ook een nabijgelegen stuk jong bos van Daniëls afgebrand. Er waren waarschijnlijk brandende delen van het vliegtuig in dat bos terechtgekomen, dat daardoor in brand gevlogen was. Er was in ieder geval van het bos ook niet veel meer over.
De Duitse soldaten hebben het gebied nog enkele dagen afgezet. Niemand mocht erbij komen. De soldaten hielpen mee met opruimen, het vliegtuig werd meegenomen, en ze ruimden ook de lijken op. Er werden vier lijkkisten gebracht, maar er zal waarschijnlijk niet veel meer van de bemanningsleden over geweest zijn. Eén van de bemanningsleden was echter een eind uit het vliegtuig geslingerd door de inslag en daar was nog wel iets meer van over.
Uiteindelijk zijn we toch wel wat te weten gekomen over het ongeluk. Enkele Duitse soldaten wilden toch wel wat vertellen. Het bleek dat er inderdaad van de bemanning niet veel meer over was. Er waren zoals aan het aantal lijkkisten te zien was, vier bemanningsleden geweest. Het vliegtuig had waarschijnlijk niet genoeg hoogte kunnen krijgen omdat het te zwaar geladen was door de zeemijnen die ze aan boord hadden. Een andere Duitser zei weer dat het misschien een motorstoring geweest is.”
De officiële Duitse verklaringen over vliegtuigongeval
Uit de Duitse oorlogsdocumenten blijkt dat het vliegtuig een Junkers JU-88 van het type A5 was. Het vliegtuig maakte deel uit van het 1e Kampfgeschwader 30F. verder staat er dat het vliegtuig werknummer 596 had. In de documenten staat het ongeval als volgt omschreven:
“1 Junker-88 durch Absturz nach Start zum Feindflug; wahrscheinlich eine Mine explodiert, 4 Besatzungsmitgleider tot. Unfall ereignete sich bei Steensel, 7 km, westlich Eindhoven.”
Dit document geeft aan dat het vliegtuig op weg naar Engeland was om (zee)mijnen te droppen. Het vliegtuig is kort na de start neergestort, waarschijnlijk omdat één van de mijnen voortijdig explodeerde. De vier inzittenden hebben het ongeluk allemaal met de dood moeten bekopen. De datum waarop dit ongeluk gebeurde is 23 juni 1941. Een ander document geeft aan dat het vliegtuig ”100% Bruch und Besatzung gefallen” is. Dat betekent dat er van het vliegtuig niks meer te gebruiken was; dit geeft goed aan dat dit ongeluk een grote omvang moet hebben gehad. De bemanningsleden zijn allen direct gedood. De namen van de omgekomen bemanningsleden zijn ook bekend in Steensel.
Inkwartiering geallieerde soldaten en evacués uit Gelderland
Na de bevrijding werden er bij veel inwoners van Steensel Engelse soldaten en officieren ingekwartierd. Deze soldaten waren heel wat vriendelijker dan de Duitsers. De meesten probeerden zo af en toe wel eens een gesprek aan te knopen, maar vrijwel niemand uit Steensel sprak meer dan een handvol woorden Engels. De mensen waar de Engelsen ingekwartierd werden, werden geacht voor deze militairen te zorgen. Dit deden de meeste mensen maar al te graag. Men was toch wel erg opgelucht dat de Duitsers nu eindelijk verdwenen waren. Tijdens de periode van de inkwartiering werd er van de opslagplaats bij “De Ster” een veldkeuken gemaakt. Hier werd in grote bakken het eten voor de soldaten gemaakt. Het “restaurant” voor de soldaten was de loods ingericht. Ook werden hier enkele slaapverblijven gemaakt. Op de weg richting Eindhoven werd een opslagplaats voor munitie en benzine geplaatst. Hier stond toen de plaatselijke Boerenbond (Eindhovenseweg 67). De Engelsen waren echter niet erg zuinig op hun spullen. Regelmatig werden er dingen gestolen. Veel boeren konden wat extra benzine maar al te goed gebruiken. Ook de kinderen namen vaak wat spulletjes mee voor hun oorlogsspelletjes. Dhr. Smetsers vertelde dat er zelfs een dodelijk ongeval op de Hees heeft plaatsgevonden tijdens één van die “spelletjes”.
Dat de inkwartiering soms minder leuke zaken met zich meebracht, wordt duidelijk door het volgende verhaal van mevr. Meurs:
Mevr. Koos Meurs
“In de nacht van 24 op 25 september bleef een grote groep soldaten bij ons in de stal en in de schuur slapen. In de schuur lag nog een grote stapel hooi en daar gingen de soldaten op slapen. Omdat er daar geen licht was, namen de soldaten een petroleumlampje mee dat ze bij het dak ophingen om nog iets te kunnen zien. Het lampje hing echter te dicht bij het dak en toen het lampje steeds maar heter werd, vatte het dak vlam. De brand breidde zich snel uit en voor we het wisten tonden de hele schuur en de stal in brand. Toen hebben die soldaten vlug het hele huis leeggemaakt omdat ze bang waren dat dit ook in de brand zou gaan. Alles werd bij Willeke Smets binnengezet. Ons moeder werd door het opkamerraam naar buiten gedragen en heeft ook de hele tijd bij Smets gezeten. De soldaten zijn overal in de buurt voor bluswater naar de waterputten gegaan. Het huis is gelukkig gespaard gebleven, maar de gebouwen brandden tot de grond toe af. Een van onze kalfjes raakte zo in paniek van de brand, dat het losbrak en wegvluchtte. Het kalfje kwam echter niet ver. Naast de kant van de weg hadden terugtrekkende Duitsers schuttersputjes gegraven, het kalf was hierin terechtgekomen en kon geen kant meer uit. We hebben het kalf gelukkig nog wel kunnen redden.”
Behalve door de inkwartiering van Engelse soldaten kwamen er ook andere mensen tijdelijk te wonen. Omdat de frontlijn nu bij Arnhem liep, werden er veel mensen uit die buurt geëvacueerd. In Steensel kwamen enkele mensen uit Elst (Gelderland) wonen. De meeste Steenselnaren vonden dit niet zo erg leuk. De inkwartiering van de evacués werd weliswaar door de gemeente vergoed maar er ontstond toch wel enige wrevel. De evacués bleven immers een lange tijd. De Engelse soldaten trokken na een maand wel weer verder maar de evacués bleven van oktober 1944 tot mei 1945 in Steensel. Pas toen heel Nederland bevrijd was konden ze terugkeren naar Elst.
28 september 1944
De PAN wordt officieel opgeheven omdat haar opdrachten zij volbracht. Vrijwilligers kunnen zich aanmelden voor de “Blauwe Jagers”; om zo mee te vechten met de geallieerden. Zeven mannen geven hieraan gehoor. Ze worden echter alleen in gezet in deze gemeente.
Krijgsgevangenenkamp op de Stevert en inkwartiering troepen
Op De Stevert werd door de geallieerden een krijgsgevangenenkamp ingericht. Het dagelijks leven was nog steeds ontregeld Zo werd school door de Engelse soldaten bezet en kreeg men ook te maken met de inkwartieringen van geallieerde soldaten. In zijn logboek schrijft pastoor J. Verbunt over de bedenkingen die hij heeft t.a.v. het godsdienstonderwijs dat doorgang moet vinden en over het “verwilderen van de jeugd” die lange tijd niet naar school is geweest. Ook spreekt hij zijn zorgen uit en waarschuwt hij ouders van jonge meisjes voor de omgang met de soldaten. Ook over het gedrag van de krijgsgevangenen die “zich bij warm weder niet generen, bijna geheel naakt, daar in het zand te gaan liggen, z.g. zonnebaden”, heeft hij weinig goede woorden over.
Dhr. Piet van der Aa in zijn boek “Terugblik der tijden vanuit het vijfde geslacht”
“Tijdens de bevrijding, toen rond Eindhoven en opwaarts de gevechten nog in volle gang waren, had men in Steensel, voor de afslag naar de wasserij, langs de verharde weg een opvangkamp voor Duitse krijgsgevangenen gebouwd. Achter prikkeldraad werden de aan het front gevangen Duitse soldaten gedumpt. Ik zie ze nog staan achter de rollen prikkeldraad, een paar honderd was het aantal, naar ik meen. Eenmaal heb ik ze nuttig werk zien verrichten, toen ze als een mierenhoop - zoveel mannen waren het - aardappelen raapten bij Jan van Nunen (op de akker langs Frans zijn kas, toen de akker van van Nunen, nu de weide van Geevers). Op dat kampement, op De Stevert dus, stonden grote barakken die in 1947 vrij stonden, en waar we ons nadien heerlijk konden ontspannen met gymnastiek en andere oefeningen. Ik weet niet hoeveel jaren wij hiervan gebruik hebben kunnen maken, maar eens moest de boel afgebroken worden en zijn we nog wat jaren in het pakhuis van de NCB (Eindhovenseweg 67) actief geweest.”
Dhr. Piet Bierens
“Vanaf 1944 werd op de Stevert in Steensel een kamp voor gevangengenomen Duitsers ingericht. Het lag op de plaats van het huidige gemeentebos, vóór het pad naar wasserij Steensel. Het kamp was afgezet met prikkeldraad, en voorzien van vier wachttorens waarop zich gewapende uitkijkposten bevonden. Op het terrein stond een drietal barakken. Het kamp was één bloemenzee, want de bewoners verdreven met tuinieren hun verveling. Wanneer het kamp afgebroken is weet tot op heden niemand te vertellen. Wel is bekend, dat nadien de afrastering werd opgehaald door Willeke Bierens, die er zijn weiden mee afmaakte. Bij Willeke Bierens, achter zijn huis, bevonden zich trouwens ook de veldkeukens. In 1940 die van de Duitsers, en in 1944 die van de geallieerden. Deze geallieerden beschikten over een doedelzakgroep, die altijd bij Willeke Bierens oefende. Daarbij hadden de muzikanten veel bekijks van de Steenselse jeugd. De groep trad links en rechts voor de soldaten op om het moreel hoog te houden.”