In de toren van Steensel - de klok opdraaien.
Iedereen kent ze wel of weet er vast wel ergens eentje te hangen:
Zo’n met klok gewichten die je met behulp van een fraai “gouden” kettinkje omhoog moet trekken zodat de klok blijft lopen.
Voordat er een elektrische aandrijving kwam was dit principe ook van toepassing op het torenuurwerk van Steensel, dat jarenlang dienst heeft gedaan als aandrijving van de 3 wijzerplaten en de luidklok in de toren.
Het torenuurwerk.
Het was natuurlijk van belang dat “de klok op tijd” werd opgedraaid. Een taak die jarenlang van vader op zoon werd overgenomen. Het was de kunst om ervoor te zorgen dat je om de anderhalve dag even naar boven ging om met een draaislinger de gewichten weer naar boven te hijsen, voordat deze beneden de grond zouden raken en de klok zodoende stil zou komen te staan.
Als jong manneke, net van de lagere school af ben ik jarenlang vaak de eerste 56 treden van de wenteltrap in de toren op en af gegaan. Meestal overdag maar het kwam ook wel eens voor dat het ‘vergeten’ werd en ik in het stikkedonker naar het houten hokje op de eerste verdiepingsvloer moest om de zaak aan de gang te houden. Het plotselinge luide ratelen van de slinger zorgde voor de nodige onrust en gefladder van de bewoners van de toren. Zodoende kon het zo nu en dan wel best spannend zijn in die donkere, krakende toren vol geluiden, kauwen, duiven, uilen……… op het kerkhof….. Je kon er maar beter voor zorgen dat je er overdag al was geweest!
Ook de kwaliteit van de houten vloer liet toentertijd te wensen over. Extra lagen planken over de gaten van de toch al niet zo betrouwbare, deels vermolmde oude vloer. Weten waar je wel en waar je beter niet kon lopen was belangrijk voor je eigen veiligheid.
Maar nu even terug naar de klok.
Het principe van het torenuurwerk, de klok berust op een slingerbeweging die door de druk van de gewichten ervoor zorgt dat de radartjes van de klok blijven draaien, mede ondersteunt door 2 vliegwielen. Aan de klok hingen twee grote gewichten aan lange kabels die reikten tot aan de begane grondvloer. Een van de gewichten zorgde voor de aandrijving van het uurwerk (gaandwerk), het andere voor het aandrijven van de slaghamer (slagwerk) dat de uurslag van de luidklok regelde.
Via lange stangen dwars door de tweede en derde verdiepingsvloer tot boven in de toren (bovenrand metselwerk) werd de slingerbeweging van de klok omgezet in een draaibeweging van stangen die voor de juiste tijd op de drie wijzerplaten zorgde.
De slaghamer was met een lange ijzerdraad aan de klok verbonden. Een draaiende schijf in de vorm van een driekwart cirkel, trok de ijzerdraad telkens strak om daarna de hamer voor elke benodigde slag, pardoes te laten vallen.
Het luiden van de luidklok in de klokkenstoel boven in de toren bij de galmgaten - borden, gebeurde vroeger met de hand (touwen) en later elektrisch via een luidwiel met een omkeerinrichting.
Gelukkig werd in de zeventiger jaren de aandrijving van de klok elektrisch en het torenuurwerk kwam “buitenspel te staan”. De slinger werd stilgezet, de stangen en draden losgekoppeld en opgeruimd.
Het was nu alleen nog nodig om winter- en zomertijd aan te passen. Hiervoor moest je wel via een lange ladder op de derde verdiepingsvloer richting spits klimmen. Ter hoogte van de bovenkant van de galmgaten ligt een smal houten plankier (40 cm breed) dwars door de toren. In het midden hiervan vind je een kastje waarmee je de wijzers van de wijzerplaten met een pin los kunt koppelen om ze dan, naar gelang de zomer- of wintertijd, vooruit of terug te draaien.
ARBO voorschriften maakten ook aan deze gevaarlijke omstandigheid een eind en door een aanpassing worden de wijzerplaten nu elektronisch op afstand bediend.
Alleen bij stroomuitval na blikseminslag komt het nog sporadisch voor dat er een aardlek omgezet moet worden.
Na het elektrisch maken van de uurwerken ontdekten we dat de oude klok uit de toren verdwenen was. Op vriendelijk doch dringend verzoek aan de nieuwe “eigenaar” werd de klok teruggebracht en heeft zij haar oude plaats in de toren weer gevonden op de plek waar ze thuishoort en al die jaren haar trouwe dienst vervulde.
Luciaklok
ls je nu boven in de toren staat en je hoort opeens een krakend geluid dan is dat het teken dat het motortje dat de slaghamer in werking is getreden en dat je nog snel even je handen tegen je oren kunt drukken in afwachting van de dreun die de ijzeren hamer weldra zal geven op de onderrand van de klok. Een uitgesleten plek in deze rand verraadt dat er in de loop van de jaren al vaak steeds op dezelfde plek een flinke tik is uitgedeeld. Eenzelfde soort slijtage zien we overigens ook aan de binnenkant van de klok als gevolg van het luiden.
Bedenk maar eens dat de klok elke dag in totaal 102 slagen om de oren krijgt op de hele en halve uren. Op jaarbasis zijn er dat dan toch al snel 37.230. Dan reken ik het wekelijkse luiden van de klok bij bijzondere gebeurtenissen en de oproep tot de kerkgang op donderdag en zondag er nog eens niet bij. Telt er iemand mee op zondagmorgen tijdens het luiden van de klok? Het aantal slagen ligt in de buurt van de 150. Daarmee mag je er dan nog eens 7800 oorvijgen voor klok Lucia bijtellen en zitten we al op ruim 45.000 per jaar. Al met al halen we met doopvieringen, rouw en trouw enz. de 50.000 wel op deze manier
NB. De grote letter gele letter “M” op de klok is aangebracht door de Duitse bezettingsmacht in de WO II. De klok bleef vanwege haar monumentale waarde gespaard om omgegoten en ingezet te worden in Duitse dienst. Dat de Duitsers toen nog onbekend waren met het spreekwoord “Wie met klokken schiet, wint de oorlog niet”, moge duidelijk zijn anders hadden ze het wel uit hun hoofd gelaten om in Nederland kerkklokken te gaan vorderen om deze om te smelten tot kanonnen. Hoe het met de oorlog afliep weten.
Het gerestaureerde uurwerk zoals het nu een prominente plaats in de Luciatoren heeft gekregen. Een pronkstuk uit het verleden, hoewel het niet meer in bedrijf is.
.